Zoeken
Sluit dit zoekvak.
Zoeken
Sluit dit zoekvak.

“Ik zie door de bomen het bos niet meer!”: Over de diagnose autismespectrumstoornis

Misschien heb je al eens gehoord over het Syndroom van Asperger. Of, misschien is bij jou wel de diagnose PDD-NOS vastgesteld. Hoe het ook heet, het komt er allemaal op neer dat je een autistische stoornis hebt. Of heet het toch anders? Waarom heet het dan niet gewoon allemaal autisme? 

Handboek voor classificeren van stoornissen

Psychiaters, psychologen en orthopedagogen (hierna genoemd ‘hulpverlener’) werken aan de hand van een specifiek handboek voor het classificeren van (psychische) stoornissen: de DSM (wat staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Simpel gezegd is dit een soort verzamelboek met alle (psychische) stoornissen waar mensen mee gediagnosticeerd kunnen worden. Als de hulpverlener vermoedt dat er wat met zijn of haar cliënt aan de hand zou kunnen zijn, zal de hulpverlener in dit verzamelboek kijken aan welke symptomen de cliënt allemaal voldoet. Dit klinkt misschien ‘makkelijk’, maar een diagnosetraject is vaak een langdurig traject met veel gesprekken en onderzoeken. Om meer te lezen over zo’n diagnosetraject en de ervaringen hiermee, verwijs ik je graag naar de blog van Fréderique. Zij neemt jullie mee in haar eigen diagnosetraject.

Voor 2013 (de DSM-IV)

In het verleden waren er eigenlijk drie verschillende vormen van autisme: (1) Syndroom van Asperger, (2) PDD-NOS en (3) Autistische Stoornis. Het verschil tussen deze vormen lag hem vooral in ‘waar zit de beperking het meest?’. Veel mensen (niet hulpverleners) koppelden het ook aan intelligentie, “jij bent wel slim, jij zal dan wel het Syndroom van Asperger hebben”. Echter, de verschillen tussen de verschillende vormen waren klein en de verschillen konden wetenschappelijk niet bewezen worden. Eigenlijk kan autisme gezien worden als een soort streepjescode, net als in de supermarkt. Waar de ene persoon meer moeite heeft met sociaal contact, heeft de andere persoon meer hele specifieke interesse in bepaalde onderwerpen. Of, waar de ene persoon veel herhalende handelingen heeft (zoals fladderen of opvallend veel ogen knipperen), heeft de andere persoon deze bijna niet.

“Eigenlijk kan autisme gezien worden als een soort streepjescode:
iedereen heeft zijn beperkingen op een ander stukje (en dus streepje).
Daarom is het ook zo’n breed spectrum.’

Na 2013 (de DSM-5)

Verschillen tussen diagnoses die er eigenlijk niet zijn: dat moest anders. Vandaar dat in het nieuwe handboek de verschillende diagnoses niet meer voorkomen, maar allemaal vallen onder dezelfde benaming: autismespectrumstoornis, afgekort ASS. Het is een breed spectrum, wat betekent dat veel verschillende gedragingen onder dezelfde diagnose vallen. Niemand is dan ook écht hetzelfde. 

Alle gedragingen zijn echter samen te vatten onder twee hoofddomeinen: (1) beperkingen in sociale communicatie en (2) de aanwezigheid van beperkt, repetitief gedrag (de herhalende handelingen waar ik het eerder al over had). Wat deze verschillende domeinen betekenen, hoe dit tot uiting bij iemand kan komen en aan welke kenmerken je nog meer moet voldoen voor het krijgen van de diagnose wordt nader toegelicht in het artikel van Lichelle, op 5 juni 2021 (Autisme in de DSM: een stempel of niet?).

De hersenwerking bij mensen met autisme: prikkelverwerkingsstoornis

Het hebben van autisme maakt je zeker niet gek, en ook niet dom. Jouw hersenen werken simpelweg op een andere manier dan bij mensen zonder autisme. Zelf leg ik autisme regelmatig uit als een prikkelverwerkingsstoornis: de manier waarop prikkels in de hersenen verwerkt worden verloopt anders. Deze prikkels zijn zintuigelijke prikkels: je hoort, ziet, ruikt, voelt en proeft ze. Vooral de verwerking van sociale informatie, en dus sociale prikkels, verloopt via een andere weg in de hersenen.

Normaliter geven de hersenen voorrang aan sociale informatie. Informatie die iemand bijvoorbeeld zegt (een moeder die aangeeft dat het eten klaar is) krijgt voorrang op het filmpje wat iemand op dat moment aan het kijken. Echter, deze sociale prikkel (een moeder die aangeeft dat het eten klaar is) wordt als even belangrijk aangemerkt in de hersenen als het filmpje. Gevolg? Het kind kijkt het filmpje verder, en heeft zijn moeder misschien wel überhaupt niet gehoord. Dit is slechts één voorbeeld van een storing in de hersenen die veroorzaakt wordt door hersenwerking bij iemand met autisme.

Er kunnen verschillende storingen plaatsvinden in de hersenen, die op hun beurt zorgen voor bijvoorbeeld overprikkeling, niet reageren wanneer iemand iets zegt of een boze bui. Over deze hersenwerking en de storingen vertel ik volgende maand meer. Ben je nu al benieuwd? Kijk dan eens naar het volgende boek: Dit is Autisme, van Colette de Bruin.

 

2 reacties

Geef een reactie

Meer artikelen

Jouw verhaal heeft kracht.

Misschien heb je het gevoel dat je verhaal slechts één van velen is, maar het kan een wereld van verschil maken voor iemand die momenteel met een soortgelijke uitdaging worstelt.

Stuur ons jouw verhaal in en zie het binnenkort op onze site.