De hersenen van mensen met autisme werken anders dan hersenen van mensen zonder autisme, zoals ik al een beetje benoemde in mijn artikel van 10 juni 2021. Autisme is in officiële taal een ontwikkelingsstoornis, maar zelf leg ik autisme regelmatig uit als een prikkelverwerkingsstoornis: de manier waarop prikkels in de hersenen verwerkt worden verloopt anders. Hoe is dit dan anders en wat voor gevolgen heeft dit?
Het binnenkrijgen van prikkels
Prikkels (of met een moeilijk woord: stimuli) zijn informatie die bij jouw hersenen binnenkomen. Dit kan informatie van buiten je lichaam zijn, zoals de geluiden die je om je heen hoort of het licht van de zon, maar kan ook informatie van binnen je lichaam zijn, zoals het seintje dat je honger hebt of moet plassen. De prikkels van buitenaf komen binnen via je zintuigen: je hoort ze, ziet ze, ruikt ze, voelt ze of proeft ze.
De weg in de hersenen
Wanneer de prikkel binnen je lichaam is, legt deze via je zenuwstelsel de weg af richting je hersenen. De manier waarop een prikkel via je zenuwstelsel vervoerd wordt, is via neuronenpaden. Dit zijn eigenlijk communicatieroutes in je hersenen. Elke keer dat een bepaalde communicatieroute gebruikt wordt, wordt als het ware een zandweggetje aangelegd in je hersenen. Je hersenen weten dan: hé, deze route heb ik al eens genomen en kan ik nu weer pakken. Het is makkelijker als we deze asfalteren, dan gaat de route sneller: het zandweggetje verandert in een provinciale weg. Uiteindelijk blijkt dat je deze weg zo vaak gebruikt dat je hersenen er een snelweg van maken. De zandweggetjes die je niet gebruikt, verdwijnen uiteindelijk: die zijn toch niet handig. Dit proces heet in de biologie pruning.
Echter, bij mensen met autisme is gebleken dat dit proces, het proces van pruning, in mindere mate voorkomt. Dit zorgt ervoor dat er veel meer communicatieroutes in de hersenen van iemand met autisme aanwezig zijn. Dit leidt tot een chaotisch netwerk aan zandweggetjes: welke weg moet ik nou pakken? Kijk maar eens naar de twee afbeeldingen hieronder (bron afbeeldingen: wikipedia).
Het is allebei de kaart van Nederland, maar op de kaart met rode wegen is het veel overzichtelijker te zien welke wegen je moet pakken om van Rotterdam naar Groningen te reizen dan op de kaart met de groene lijnen. Deze vergelijking kan je ook maken naar de hersenen van mensen met en zonder autisme. De kaart met rode lijnen is dan de hersenen van mensen zonder autisme. De kaart met groene lijnen is de hersenen van mensen met autisme. Binnenkomende informatie weet in de hersenen van mensen zonder autisme sneller de weg naar het punt waar de informatie moet zijn dan in de hersenen van mensen met autisme.
Het gevolg hiervan? De reactietijd van iemand met autisme kan langer zijn. De informatie wordt bijvoorbeeld langzamer vervoerd (want het zit op een provinciale weg in plaats van een snelweg). Het kan ook zomaar zijn dat de informatie een omweg heeft genomen of überhaupt nooit op de bestemming aan zal komen.
Wat kan je doen als omgeving? Geef de persoon met autisme de tijd om de informatie te verwerken en om te reageren of te handelen. Als het regent heeft de persoon met autisme langer nodig om deze zintuigelijke prikkel te verwerken (het moet gevoeld of gezien worden) om vervolgens te bedenken dat een paraplu wellicht handig kan zijn. De prikkel kan ook kwijtraken (het is vastgelopen op een doodlopende weg) of blijven hangen op de rotonde. Blijf rustig, communiceer rustig en duidelijk en wordt niet boos: geef de persoon gewoon wat meer tijd.
Sociale prikkels
Naast zintuigelijke prikkels zijn er ook sociale prikkels die verwerkt moeten worden in de hersenen. Sociale prikkels zijn nog een tikkeltje lastiger dan zintuigelijke prikkels.
Sociale prikkels zijn alle vormen van sociale informatie, bijvoorbeeld wat iemand zegt of wat zijn of haar lichaamshouding vertelt over hoe de andere persoon zich voelt. Alle sociale prikkels die binnenkomen worden door de STS (een specifiek hersendeel, de sulcus temporalis superior) beoordeeld: ben jij een feit of ben jij sociale informatie? Dit bestempelen gaat weleens fout. De sociale prikkel krijgt geen stempel, omdat hij herkend wordt als feitelijke informatie (zoals ‘het regent’).
Wat is hiervan het nadeel? Sociale informatie krijgt voorrang in de hersenen; hier moet eerder op gereageerd worden dan feitelijke informatie. Op het moment dat sociale informatie bestempeld wordt als feitelijke informatie, wordt die voorrang niet erkend en wordt er niet direct gereageerd of gehandeld.
Het gevolg hiervan? Laat ik even een situatie schetsen. Frits zit voor de televisie, een interessante serie te kijken over Freek Vonk. Dit is feitelijke informatie die binnenkomt en verwerkt wordt door de hersenen van Frits. Tegelijkertijd roept zijn moeder ‘Aan tafel, we gaan eten!’. Wat zijn moeder zegt is sociale informatie. De STS van Frits bestempelt dit echter verkeerd en wordt dus gezien als feitelijke informatie. De serie die op dat moment op TV speelt is dan ook even belangrijk als zijn moeder die hem roept voor het eten. En laten we eerlijk zijn, als die informatie even belangrijk is, kiezen we allemaal voor de televisieserie, toch? Logisch dat het kind voor de televisie blijft zitten in plaats van de opdracht van moeder opvolgen. Zijn moeder wordt vervolgens boos, terwijl Frits zich van geen kwaad bewust is.
Wat kun je doen als omgeving? Zorg dat je altijd de aandacht van de persoon met autisme hebt voordat je sociale informatie met die persoon deelt. Doe dit bijvoorbeeld door even naar de persoon toe te lopen, zijn of haar naam te zeggen en te kijken of je echt de aandacht hebt. Spreek dan rustig, kort en bondig je boodschap uit, zodat je goed begrepen wordt.
Daarbij komt er nog een ander aspect kijken bij gesproken sociale informatie. Op het moment dat iemand iets vertelt, komt niet enkel de gesproken tekst binnen. Ook het volume, het tempo, je lichaamstaal en je gezichtsuitdrukking zijn prikkels die binnen komen. Ook hiervoor is het belangrijk dat je rustig, kort en bondig je boodschap uitspreekt, om te voorkomen dat andere prikkels (zoals volume) als belangrijker geïnterpreteerd worden.
Tot slot wil ik nog iets kwijt over oogcontact. Ogen geven veel prikkels en informatie. Vaak zeggen cliënten dat ze liever geen oogcontact maken omdat ze daardoor afgeleid worden. Hierdoor kijken mensen met autisme iemand liever niet aan als iemand met ze praat. Wees je als andere persoon ervan bewust dat dit niet betekent dat iemand niet luistert: vaak luisteren mensen met autisme juist beter als ze je niet aankijken, doordat ze zich beter kunnen concentreren op wat je daadwerkelijk zegt!
Vooruitblik volgend artikel
De verwerking die dus wat anders verloopt bij mensen van autisme is de start van de ietwat andere hersenwerking als die van mensen zonder autisme. Een belangrijk onderdeel voor mensen met autisme is vaak onder- en overprikkeling. Hierover vertel ik meer in het artikel ‘AUW! Die kus doet pijn!’ van 2 september 2021. Wil je niet langer wachten en je meer verdiepen in de hersenwerking van mensen met autisme? Kijk dan eens naar het volgende boek: Dit is Autisme, van Colette de Bruin.
2 reacties
Mooi artikel, Caroline. Ik heb weer wat geleerd over mezelf. 🙂